SV | En men slachtte [hem]; en Mozes nam van zijn bloed, en deed het op het lapje van Aarons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet. |
WLC | וַיִּשְׁחָ֓ט ׀ וַיִּקַּ֤ח מֹשֶׁה֙ מִדָּמֹ֔ו וַיִּתֵּ֛ן עַל־תְּנ֥וּךְ אֹֽזֶן־אַהֲרֹ֖ן הַיְמָנִ֑ית וְעַל־בֹּ֤הֶן יָדֹו֙ הַיְמָנִ֔ית וְעַל־בֹּ֥הֶן רַגְלֹ֖ו הַיְמָנִֽית׃ |
Trans. | wayyišəḥāṭ wayyiqqaḥ mōšeh midāmwō wayyitēn ‘al-tənûḵə ’ōzen-’ahărōn hayəmānîṯ wə‘al-bōhen yāḏwō hayəmānîṯ wə‘al-bōhen raḡəlwō hayəmānîṯ: |
En men slachtte [hem]; en Mozes nam van zijn bloed, en deed het op het lapje van Aarons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En men slachtte [hem]; en Mozes nam van zijn bloed, en deed het op het lapje van Aarons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!